Cock, Jozef de, Ons Leven. Bladzijden uit het dagboek van een schacht, Drukkerij Naamlooze Vennootschap « De Standaard », Belgium, Brussel, 1921.
Coll.: Cap’n
Jozef de Cock was born in Herdersem on January 23, 1877. He attended college in Aalst and was ordained a priest in Ghent. From 1899 to 1903 he studied Germanic philology at the KULeuven and taught German language and literature from 1904 to 1914. He visited several German colleges, including Berlin. At the beginning of the First World War he went to Roosendaal where he taught at the Catholic Lyceum. De Cock mainly wrote personal stories and travel reports.
“Ons Leven” was drawn up as the diary of the fictional character Pol Wilmans, medical student who was in the Justus-Lipsius College. Pol describes his life as a novice in Leuven, in what according to Mon de Goeyse could be the year 1906-1907.
Jozef de Cock starts his story with information about exactly what the Justus-Lipsius College is, how he would have found the manuscript and finally a detailed description of the state and the content of the work.
The main character describes in the first chapter his dorm and the view from his window. He also tells how he goes fishing from his window (on the fifth floor!) and catches a very strange fish.
In the second chapter, Pol is convinced with some hesitation to give a lecture at a session of the Language and Literary Society “Met Tijd en Vlijt”. This chapter is in a way a time capsule, as it gives a good insight into the activities and a typical evening of “Met Tijd and Vlijt”. The conclusion of the evening is described in detail in chapter three. Pol and his companions end up in the infamous student café “Hertog Jan” in the Tiensestraat where they sing and play until the early hours. Pol loses track of time, however, and is forced to spend the night on the street. He then decides to wander through Leuven until the gates of the college open again. He describes his journey through nocturnal Leuven in detail in the fourth chapter. Attentive readers can perfectly follow his path in their mind’s eye.
In chapter five Pol Wilmans tells how his nocturnal wanderings result in a sermon by the president of the college the next day. In chapter six he tells how his courage drops when he receives a letter from home. It turns out, however, not to be a new admonition, but a cordial letter from his sister. We also immediately receive his answer.
Chapter seven deals with the inevitable studying period and the many frustrations that this unrelenting time entails. Luckily chapter eight brings relief, and the Vlierbeek festival is described. He describes the summer festivals of the “Vlaams Verbond”, organized by Jef Vanden Eynde in detail: the games, the activities and a performance by the Wiener Damen-Orchester. Finally, speeches by Minister Helleputte and Professor Vliebergh will be discussed.
In chapter nine we see Pol diving in his books again, but also visit the Keizersberg where he attends a mass celebration. The tenth chapter is about the fateful exam and the exciting wait for the results.
The book was first published in 1907 with drawings by Gustaaf van de Woestijne. The book was very popular among Leuven students before the First World War. A second edition appeared in 1921 with a note by Jozef de Cock in which he denounces his resignation at the KULeuven in 1919 and thanks the student community for the battle they have provided.
Cock, Jozef de, Ons Leven. Bladzijden uit het dagboek van een schacht, Drukkerij Naamlooze Vennootschap « De Standaard », Belgique, Bruxelles, 1921.
Coll.: Cap’n
Jozef de Cock est né à Herdersem le 23 janvier 1877. Il étudiait au collège d’Alost et était ordonné prêtre à Gand. De 1899 à 1903, il étudiait la philologie germanique à la KULeuven et là, enseignait la langue et la littérature allemandes de 1904 à 1914. Il a visité plusieurs collèges allemands, dont celui deBerlin. Au début de la Première Guerre mondiale, il se rendit à Roosendaal où il a enseigné au lycée catholique. De Cock a principalement écrit des récits personnels et des récits de voyage.
« Ons Leven » a été rédigé comme le journal intime du personnage fictif Pol Wilmans, étudiant en médecine qui avait son kot au Collège Justus-Lipsius. Pol décrit sa vie comme un novice à Louvain, dans ce qui, selon Mon de Goeyse, pourrait être l’année 1906-1907.
Jozef De Cock commence son histoire avec des informations sur ce que le Justus Lipsius College est exactement, comment il a trouvé le manuscrit et, enfin, une description détaillée de l’état et du contenu de l’œuvre.
Le personnage principal décrit, dans le premier chapitre, son kot et la vue de sa fenêtre. Il raconte aussi comment il va pêcher depuis sa fenêtre (au cinquième étage!) Et attrape un poisson très étrange.
Dans le deuxième chapitre, Pol a été persuadé, malgré une certaine hésitation, de donner une conférence lors d’une session de la Société de la langue et de la littérature « Met Tijd en Vlijt ». Ce chapitre est en quelque sorte une capsule temporelle, car il donne un bon aperçu des activités et d’une soirée typique de « Met Tijd en Vlijt ». La fin de la soirée est décrite en détail au chapitre trois. Pol et ses compagnons se retrouvent dans le célèbre café étudiant « Hertog Jan » dans le « Tiensestraat » où ils chantent et jouent jusqu’aux premières heures. Pol perd l’heure et est obligé de passer la nuit dans la rue. Il décide alors de parcourir Louvain jusqu’à ce que les portes du collège s’ouvrent à nouveau. Il décrit son voyage à travers Louvain la nuit dans le quatrième chapitre. Les lecteurs attentifs peuvent parfaitement suivre le chemin dans leur esprit.
Au chapitre cinq, Pol Wilmans raconte comment ses promenades nocturnes se sont achevées par un sermon du président du collège le lendemain. Au chapitre six, il raconte comment il se perd courage quand il reçoit une lettre de chez lui. Il ne s’agit cependant pas d’une nouvelle remontrance, mais d’une lettre cordiale de sa soeur. Nous lisons également sa réponse immédiatement.
Le chapitre sept traite de la période de blocus inévitable et des nombreuses frustrations que ce temps incessant implique. Heureusement, le chapitre huit apporte un soulagement, et les fêtes de Vlierbeek sont décrites. Il décrit les festivals d’été du « Vlaams Verbond », organisée par Jef Vanden Eynde en détail: jeux, activités et une performance par le Wiener Damen-Orchester. Enfin, les discours du ministre Helleputte et du professeur Vliebergh seront discutés.
Au chapitre neuf, nous revoyons Pol avec sa tête dans les livres, mais nous visitons également le Keizersberg où il assiste à une célébration de masse. Le dixième chapitre concerne l’examen fatidique et l’attente passionnante des résultats.
Le livre a été publié pour la première fois en 1907 avec des dessins de Gustaaf van de Woestijne. Le livre était très populaire parmi les étudiants de Leuven avant la première guerre mondiale. Une deuxième édition est parue en 1921 avec une note de Jozef de Cock dans laquelle il dénonce sa démission à la KULeuven en 1919 et remercie la communauté étudiante pour la bataille qu’elle a fournie.
Cock, Jozef de, Ons Leven. Bladzijden uit het dagboek van een schacht, Drukkerij Naamlooze Vennootschap « De Standaard », België, Brussel, 1921.
Coll.: Cap’n
Jozef de Cock werd op 23 januari 1877 in Herdersem geboren. Hij volgde het college in Aalst en werd in Gent tot priester gewijd. Van 1899 tot 1903 studeerde hij Germaanse filologie aan de KULeuven en doceerde er van 1904 tot 1914 Duitse taal- en letterkunde. Hij bezocht verschillende Duitse hogescholen, waaronder die van Berlijn. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog trok hij naar Roosendaal waar hij les gaf aan het katholiek lyceum. de Cock schreef vooral persoonlijke verhalen en reisverslagen.
“Ons Leven” is opgesteld als het dagboek van het fictieve personage Pol Wilmans, student geneeskunde die in het Justus-Lipsiuscollege op kot zat. Pol beschrijft zijn leven als schacht in Leuven, in wat volgens Mon de Goeyse het jaar 1906-1907 zou kunnen zijn.
Jozef de Cock begint zijn verhaal met informatie over wat het Justus-Lipsiuscollege precies is, hoe hij het handschrift zou gevonden hebben en tot slot een uitgebreide beschrijving van de staat en de inhoud van het werk.
Het hoofdpersonage beschrijft in het eerste hoofdstuk uitgebreid zijn kot en het uitzicht vanuit zijn raam. Hij vertelt ook hoe hij vanuit zijn raam (op de vijfde verdieping!) gaat vissen en een wel zeer vreemde vis vangt.
In het tweede hoofdstuk wordt Pol met enige aarzeling overtuigd om een lezing te geven op een zitting van het Taal- en Letterkundig Genootschap met Tijd en Vlijt. Dit hoofdstuk is in zekere zin een tijdscapsule, daar ze een goede inkijk geeft in de activiteiten en een typische avond van Met Tijd en Vlijt. Het besluit van de avond wordt uitvoerig beschreven in hoofdstuk drie. Pol en zijn kompanen komen terecht in het beruchte studentencafé Hertog Jan in de Tiensestraat waar ze zingen en speechen tot in de vroege uurtjes. Pol verliest echter het uur uit het oog, en moet noodgedwongen de nacht op straat doorbrengen. Hij besluit dan maar door Leuven te zwerven tot de poorten van het college opnieuw openen. Hij beschrijft zijn tocht door het nachtelijke Leuven in detail in het vierde hoofdstuk. Aandachtige lezers kunnen in hun geestesoog perfect zijn weg volgen.
In hoofdstuk vijf vertelt Pol Wilmans hoe zijn nachtelijke omzwervingen hem de dag erop een preek van de president van het college oplevert. In hoofdstuk zes vertelt hij hoe de moed hem in de schoenen zakt wanneer hij een brief van thuis ontvangt. Het blijkt echter geen nieuwe vermaning te zijn, maar een hartelijke brief van zijn zus. Bijgevoegd krijgen we ook meteen zijn antwoord.
Hoofdstuk zeven handelt over de onvermijdelijke blokperiode en de vele frustraties die deze onverbiddelijke tijd met zich meebrengen. Gelukkig brengt hoofdstuk acht verlichting, en worden de Vlierbeekfeesten beschreven. Hij beschrijft de zomerfeesten van het Vlaams Verbond, ingericht door Jef vanden Eynde tot in detail: de spelen, de activiteiten en een optreden van het Wiener Damen-Orchester. Tot slot komen speeches van minister Helleputte en professor Vliebergh aan bod.
In hoofdstuk negen zien we Pol opnieuw in de boeken duiken, maar ook een bezoek brengen aan de Keizersberg waar hij een misviering bijwoont. Het tiende hoofdstuk gaat over het noodlottige examen en het spannende wachten op de resultaten.
Het boek werd voor het eerst uitgegeven in 1907 met tekeningen van Gustaaf van de Woestijne. Het boek was voor de Eerste Wereldoorlog zeer populair onder de Leuvense studenten. Een tweede uitgave verscheen in 1921 met een aantekening van Jozef de Cock waarin hij zijn ontslag aan de KULeuven in 1919 aanklaagt en de studentengemeenschap dankt voor de strijd die zij geleverd hebben.