English
Parys, Joris van, Oorlogsstudenten. Brieven en dagboeken uit Gent tijdens de Eerste Wereldoorlog, Houtekiet, Belgium, Antwerpen, 2018.
Coll.: Cap’n
The activism and “Flamenpolitik” which led to the founding of a Flemish university in Ghent in 1916 have been extensively covered by numerous studies and works. van Parys however tells the story of the day to day life of students at the Flemish University, based on never before published personal documents, such as the personal diaries of Jet Mahy and her sister Adrienne and the correspondence between the brothers Max and Robert Lamberty and their mother Anna de Raet in Brussels and their friend Raymond Brulez in Blankenberge.
All Belgian universities had been closed soon after the German invasion, which created a vacuum for all higher education. The Germans officially opened the Flemish University on 24 October 1916, the first fully-dutch university in the country. It was however soon to be known as the “Von Bissing University”.
Among the 43 professors of the first academic year, only 25 were Belgians, of which only 7 had taught at the old university of Ghent. The rest were either German or Dutch with good relations with Germany. The public opinion towards the new university was negative, and together with the fact that the majority of pre-war students were fighting at the front, the initial number of students was very low. Foreign students stayed away because of Dutch being the common language in which courses were held. Professors were sent out to actively recruit students and the German authorities decreed that students that didn’t enlist were eligible for deportation to Germany.
Initially, students were happy to be able to continue their higher education and that they finally could do so at a university where Dutch was the common language instead of French. However the shadow of war was never far away. Shrapnel often rained down on the roofs, the thunderous sound of shells could be heard in the distance and as the end of the war came near, the occupying forces pursued a stricter policy and food became more and more scarce.
When the armistice was signed, most of the university’s educational staff and students fled abroad to avoid the repression which came down hard on anyone remotely suspected to have collaborated in any way.
Français
Parys, Joris van, Oorlogsstudenten. Brieven en dagboeken uit Gent tijdens de Eerste Wereldoorlog, Houtekiet, Belgique, Anvers, 2018.
Coll.: Cap’n
L’activisme et la “Flamenpolitik” qui ont mené à la fondation d’une université flamande à Gand en 1916 ont été largement couverts par de nombreuses études et ouvrages. van Parys raconte cependant la vie quotidienne des étudiants de l’université flamande, à partir de documents personnels jamais publiés auparavant, tels que les journaux intimes de Jet Mahy et de sa sœur Adrienne et la correspondance entre les frères Max et Robert Lamberty et leur mère Anna de Raet à Bruxelles et leur ami Raymond Brulez à Blankenberge.
Toutes les universités belges avaient été fermées peu après l’invasion allemande, ce qui a créé un vide pour l’ensemble de l’enseignement supérieur. Le 24 octobre 1916, les Allemands ont officiellement ouvert l’Université Flamande, la première université entièrement néerlandaise du pays. Elle sera cependant bientôt connue sous le nom de “Université Von Bissing”.
Parmi les 43 professeurs de la première année académique, seuls 25 étaient belges, dont 7 seulement avaient enseigné à l’ancienne université de Gand. Les autres étaient soit allemands, soit néerlandais ayant de bonnes relations avec l’Allemagne. L’opinion publique envers la nouvelle université était négative, et avec le fait que la majorité des étudiants d’avant-guerre se battaient au front, le nombre initial d’étudiants était très bas. Les étudiants étrangers restaient à l’écart parce que le néerlandais était la langue commune dans laquelle les cours étaient dispensés. Les professeurs sont envoyés pour recruter activement des étudiants et les autorités allemandes décrètent que les étudiants qui ne s’engagent pas peuvent être expulsés vers l’Allemagne.
Au début, les étudiants étaient heureux de pouvoir poursuivre leurs études supérieures et de pouvoir enfin le faire dans une université où le néerlandais était la langue commune au lieu du français. Cependant, l’ombre de la guerre n’était jamais loin. Des fragments d’obus pleuvaient souvent sur les toits, le bruit tonitruant des projectiles se faisait entendre au loin et à mesure que la fin de la guerre approchait, les forces d’occupation poursuivaient une politique plus stricte et la nourriture se faisait de plus en plus rare.
Lorsque l’armistice fut signé, la plupart des enseignants et des étudiants de l’université s’enfuirent à l’étranger pour éviter la répression qui s’abattit sur toute personne soupçonnée d’avoir collaboré de quelque manière que ce soit.
Nederlands
Parys, Joris van, Oorlogsstudenten. Brieven en dagboeken uit Gent tijdens de Eerste Wereldoorlog, Houtekiet, België, Antwerpen, 2018.
Coll.: Cap’n
Het activisme en de “Flamenpolitik” die leidden tot de oprichting van een Vlaamse universiteit in Gent in 1916 zijn uitgebreid aan bod gekomen in talrijke studies en werken. van Parys vertelt echter het verhaal van het dagelijkse leven van de studenten aan de Vlaamse Universiteit, op basis van nooit eerder gepubliceerde persoonlijke documenten, zoals de persoonlijke dagboeken van Jet Mahy en haar zus Adrienne en de correspondentie tussen de broers Max en Robert Lamberty en hun moeder Anna de Raet in Brussel en hun vriend Raymond Brulez in Blankenberge.
Alle Belgische universiteiten waren kort na de Duitse invasie gesloten, waardoor een vacuüm ontstond voor alle hoger onderwijs. De Duitsers openden officieel de Vlaamse Universiteit op 24 oktober 1916, de eerste volledig Nederlandse universiteit van het land. Ze werd echter al snel bekend als de “Von Bissing Universiteit”.
Onder de 43 professoren van het eerste academiejaar waren slechts 25 Belgen, waarvan er slechts 7 les hadden gegeven aan de oude universiteit van Gent. De rest waren Duitsers of Nederlanders met nauwe banden met Duitsland. De publieke opinie tegenover de nieuwe universiteit was negatief, en samen met het feit dat de meerderheid van de vooroorlogse studenten aan het front vocht, was het aanvankelijke aantal studenten zeer laag. Buitenlandse studenten bleven weg omdat het Nederlands de gemeenschappelijke taal was waarin de colleges werden gegeven. Er werden professoren uitgezonden om actief studenten te werven en de Duitse autoriteiten verordenden dat studenten die zich niet aanmeldden, in aanmerking kwamen voor deportatie naar Duitsland.
Aanvankelijk waren de studenten blij dat ze hun hogere studies konden voortzetten en dat ze dat uiteindelijk konden doen op een universiteit waar Nederlands de voertaal was in plaats van Frans. De schaduw van de oorlog was echter nooit ver weg. Op de daken regenden vaak granaatscherven, in de verte was het donderende geluid van granaten te horen en naarmate het einde van de oorlog naderde, voerde de bezetter een strenger beleid en werd het voedsel steeds schaarser.
Toen de wapenstilstand werd ondertekend, vluchtten de meeste docenten en studenten van de universiteit naar het buitenland om de repressie te vermijden die hard toesloeg voor iedereen die op enigerlei wijze verdacht werd van collaboratie.