Bruyne, Michiel de & Lieve Gevers, Kroniek van Albrecht Rodenbach, Desclée De Brouwer, Belgium, Bruges, 1980.
Coll.: Cap’n
In 1980, one hundred years after the death of Albrecht Rodenbach, a chronicle was devoted to him in the series Kronieken van Beroemde Vlamingen (Chronicles of Famous Flemish People).
Rodenbach had already made a name for himself as a pupil at the minor seminary in Roeselare, where he was partly responsible for the “Groote Stooringe” (1875), a rebellious reaction by Flemish pupils against the conservative administration, which they felt did not sufficiently understand their Flemish complaints. However, they failed in their objective and, as a result, the Flemish movement was forcefully suppressed in the school.
Rodenbach undoubtedly felt the transition to university as a liberation from the oppressive bonds of the Catholic school system. Once in Leuven, he immediately threw himself into the Flemish movement, becoming involved in numerous literary and Flemish societies, publishing in a dozen journals, winning honourable mentions in literary competitions and so on. Because of his youthful enthusiasm and self-confidence, his name quickly became a familiar one in Flemish school and student circles. The attitude of those around him, who liked to put him forward as a figurehead, undoubtedly also contributed to this. His former teacher Hugo Verriest wrote to him: “You must be the Fleming from whom a whole world of letters draws its life, its spirit and its form, and half of Belgium, before the law and the government, the expression of its law, its desires and its will”. Rodenbach was not yet 23 at the time. He died barely eight months later.
His untimely death once again helped to make him the figurehead of the Flemish Catholic student movement. A glance at the “Chronological Bibliography” page of and about Rodenbach at the end of this Chronicle shows very clearly how the “Rodenbach myth” has endured into the 20th century.
This chronicle combines many known elements with new data. For example, several of Rodenbach’s autobiographical poems have been precisely dated and interpreted for the first time by comparing them with the facts of his life. The second part of the book, devoted to Rodenbach’s student period in Leuven by Lieve Gevers, is an innovative contribution to our knowledge of Rodenbach’s role in the Flemish press and in social life. It offers a penetrating and revealing picture of the University of Leuven at the time, of student life, of the tensions between the West Flemish and the other Flemings, of Rodenbach’s relations with Pol de Mont, Hugo Verriest, P.P. Alberdinck Thijm, and so on.
Bruyne, Michiel de & Lieve Gevers, Kroniek van Albrecht Rodenbach, Desclée De Brouwer, Belgique, Bruges, 1980.
Coll. : Cap’n
En 1980, cent ans après la mort d’Albrecht Rodenbach, une chronique lui a été consacrée dans la série Kronieken van Beroemde Vlamingen (Chroniques de Flamands célèbres).
Rodenbach s’était déjà fait remarquer en tant qu’élève du petit séminaire de Roulers, où il était en partie responsable du “Groote Stooringe” (1875), une réaction de rébellion des élèves flamands contre la direction conservatrice qui, selon eux, ne comprenait pas suffisamment leurs plaintes flamandes. Ils ont cependant raté leur objectif et, par conséquent, le flamingantisme a été supprimé avec force dans l’établissement.
Rodenbach ressent sans aucun doute le passage à l’université comme une libération des liens oppressants du système scolaire catholique. Une fois à Louvain, il se lance immédiatement dans l’action flamande et s’engage dans de nombreuses sociétés littéraires et flamandes, publie dans une douzaine de revues, remporte des mentions honorables lors de concours littéraires, etc. En raison de son enthousiasme juvénile et de sa confiance en soi, son nom est rapidement devenu un nom familier dans le milieu scolaire et estudiantin flamand. L’attitude de son entourage, qui aimait à le mettre en avant comme une figure de proue, y a sans doute aussi contribué. Son ancien professeur Hugo Verriest lui écrit : “Tu dois être le Flamand dans lequel tout un monde de lettres puise sa vie, son esprit et sa tournure, et une moitié de la Belgique, devant la loi et le gouvernement, l’expression de sa loi, de ses désirs et de sa volonté”. Rodenbach n’a pas encore 23 ans à l’époque. Il mourra à peine huit mois plus tard.
Sa mort prématurée contribua une fois de plus à faire de lui la figure de proue du mouvement étudiant catholique flamand. Un coup d’œil à la page “Bibliographie chronologique” de et sur Rodenbach à la fin de cette Chronique montre très clairement à quel point le “mythe Rodenbach” a perduré jusqu’au 20e siècle.
Cette chronique associe de nombreux éléments connus à des données nouvelles. Ainsi, plusieurs poèmes autobiographiques de Rodenbach ont pu être datés avec précision et interprétés pour la première fois grâce à la confrontation avec les données de l’histoire de sa vie. La deuxième partie du livre, consacrée à la période étudiante de Rodenbach à Louvain par Lieve Gevers, constitue une contribution novatrice à la connaissance du rôle de Rodenbach dans la presse flamande et dans la vie sociale. Il offre une image pénétrante et révélatrice de l’université de Louvain de l’époque, de la vie étudiante, des tensions entre les Flamands de l’Ouest et les autres Flamands, des relations de Rodenbach avec Pol de Mont, Hugo Verriest, P.P. Alberdinck Thijm, etc.
Bruyne, Michiel de & Lieve Gevers, Kroniek van Albrecht Rodenbach, Desclée De Brouwer, Belgium, Bruges, 1980.
Coll.: Cap’n
In 1980, Honderd jaar na het overlijden van Albrecht Rodenbach, werd een kroniek aan hem gewijd in de reeks Kronieken van Beroemde Vlamingen.
Rodenbach trad als leerling aan het klein seminarie van Roeselare al op de voorgrond waar hij mede verantwoordelijk was voor de ‘Groote Stooringe’ (1875), een opstandige reactie van Vlaamsgezinde leerlingen tegen de behoudsgezinde directie die volgens hen onvoldoende begrip opbracht voor hun Vlaamse verzuchtingen. Ze misten echter doel en als resultaat werd het flamingantisme er krachtdadig onderdrukt.
Rodenbach voelde de stap naar de universiteit ongetwijfeld aan als een bevrijding uit de beklemmende banden van het katholieke schoolsysteem. Eenmaal te Leuven wierp hij zich meteen in de Vlaamse actie en engageerde zich in tal van literaire en Vlaamsgezinde genootschappen, publiceerde in een tiental tijdschriften, behaalde eervolle vermeldingen bij letterkundige wedstrijden enzovoort. Door zijn jeugdige overmoed en zelfbewustijn werd zijn naam al snel een begrip in het Vlaamse scholieren- en studentenmilieu. Ook de houding van zijn omgeving, die hem graag als leider naar voren schoof, droeg hier ongetwijfeld aan bij. Zijn oud-leraar Hugo Verriest schreef: ‘Gij moet de Vlaming zijn waarin eene geheele letterwereld haar leven haalt, haren geest en hare wending, en een helft van België, voor wet en overheid, de uitsprake van zijn recht, begeerten en wil’. Rodenbach was toen nog geen 23 jaar. Nauwelijks acht maanden later zou hij overlijden.
Zijn vroegtijdige dood droeg er eens te meer toe bij dat hij tot boegbeeld van de katholieke Vlaamse studentenbeweging verheven werd. Een blik op de bladzijdenlange ‘Chronologische bibliografie’ van en over Rodenbach aan het einde van deze Kroniek toont zeer duidelijk aan hoezeer de ‘mythe Rodenbach’ bleef doorwerken tot ver in de 20ste eeuw.
Deze kroniek verenigde tal van bekende elementen met nieuwe gegevens. Zo konden meerdere autobiografische gedichten van Rodenbach dankzij de confrontatie met gegevens uit zijn levensloop voor het eerst precies gedateerd en geïnterpreteerd worden. Vooral het tweede gedeelte van het boek, over Rodenbachs studententijd te Leuven door Lieve Gevers, was een vernieuwende bijdrage om kennis te maken met het aandeel van Rodenbach in de Vlaamstalige pers en het verenigingsleven. Het biedt een indringend en sprekend beeld op van de toenmalige Leuvense universiteit, het studentenleven, de spanningen tussen de West- en de andere Vlamingen, de relatie van Rodenbach tot Pol de Mont, Hugo Verriest, P.P. Alberdinck Thijm enzovoort.