De wrede moord van Leuven

Uit Academia Studentica Wiki - nl
Naar navigatie springenNaar zoeken springen

Lied

De wrede moord van Leuven.jpg
  1. :|’t Was op ’ne nacht in de maand april
    D’r was geen enk’le gardevil,|: Bis
    Maar een troep Walen
    Was rond aan ’t dwalen
    In de Parijse straat
    Bij d’Hallezale
    :|Daar viel er een een Vlaming aan
    Om met zijn pet op loop te gaan.|: Bis

  2. :|De Vlaming zei: "Dat mag niet zijn!"
    Hij steelt mijn pet, dat Waals venijn”.|: Bis
    Hij zocht de vrienden
    Die hij kon vinden
    Om dan die Vlaamse pet
    Terug te vinden
    :|En Colback die werd nagezet
    Voor die gestolen Vlaamse pet.|: Bis

  3. :|En Colback, die grote held,
    Was met een wijf vooruitgesneld.|: Bis
    Met haat in d’ogen
    Naar ’t kot gevlogen,
    En om aan ’t Vaderland
    Zijn moed te togen
    :|Zette hij zijn deur al op een kier
    En schoot op Berten ne keer of vier.|: Bis

  4. :|De kogel trof hem in de borst;
    De straat werd met zijn bloed bemorst,|: Bis
    Want uit de ronde
    Gapende wonde
    Zeeg voor het Vlaamse recht
    Jong bloed ten gronde.
    :|Zij droegen hem naar ’t hospitaal,
    Zo laf vermoord door enen Waal.|: Bis

  5. :|Een stoer pandoer nam Colback vast
    En stopte hem al in de kast|: Bis
    Die harteloze
    zonder te blozen
    Sprak in de zoete taal
    van de Fransooizen
    :|"Ik heb geen spijt van mijne daad
    ’k Heb hem vermoord uit rassenhaat"|: Bis

  6. :|Eenieder zei: "Hij is er aan
    Hij heeft al kwaad genoeg gedaan|: Bis
    Nu zal hij moeten
    zijn schuld uitboeten;
    Hij speelt al lang genoeg
    met onze voeten!"
    :|Maar in beroep kwam hij weer vrij!
    Is dat geen wreede schelmerij?|: Bis

  7. :|’t Werd ondertusschen derde mei
    En ieder eerlijk mens die zei|: Bis
    "d’ Universiteite
    haar plicht zal kwijten
    En dezen moordenaar
    de deur uitsmijten.
    :|Want d’ hoogeschool is katholiek
    Zij duldt geen moordenarenkliek"|: Bis

  8. :|Maar de Rector schreef een Frans advies
    Op d’ inspiratie van de Vice|: Bis
    "Het is verboden
    stoeten te houden
    En ieder Flamingant
    zijn muil moet houden
    :|En die nog roept vliegt aan de poort".
    Maar over Colback viel geen woord|: Bis

  9. :|De Vlaming die ’t epistel las
    Die riep: "Verdraaid, dat is te kras!|: Bis
    Zoudt ge niet zeggen,
    -wie zal ’t weerleggen-
    Dat ze de schuld der moord
    op ons nog leggen!"
    :|En Beeckman schreef een open brief
    Waarin hij aankloeg deze grief|: Bis

  10. :|De Vice die zocht in ’t reglement
    Hoe hij kon straffen dien student|: Bis
    En na veel zoeken
    in dikke boeken
    Vond hij "l’article 23"
    om hem te vloeken
    :|Maar Beeckamn zei dan heel kordaat
    "’k beroep mij op des Rectors raad"|: Bis

  11. :|Maar in de Rectorale Raad
    Meet men altijd met dubb’le maat|: Bis
    Dees vies affaire
    was om te blêren
    Paul Beeckman il devait
    bien vite se taire
    :|Want op het laatst zong men "en choeur"
    "We smijten Beeckman aan de deur"|: Bis

  12. :|En die dit liedje heeft gehoord
    Vertelle ’t maar aan ieder voort|: Bis
    Hoe dat die mannen
    met looze plannen
    Tegen het Vlaamse recht
    steeds samenspannen
    :|Staat allen van nu af paraat!
    In ’t Oosten blinkt de dageraad|: Bis

Aanvullende info

Berten Vallaeys in zijn ziekenbed

Volgens de Goeyse komt dit lied in 1931 voor het eerst voor in het Leuvense KVHV-studentenliederboek onder de rubriek ‘Aktualiteiten’. Het heeft namelijk betrekking “op feiten die toen de koppen van alle kranten haalden.” Momenteel is het lied terug te vinden onder de rubriek ‘Historiek’. Net zoals bij De slag van Matadi bestaat de tekst van dit lied uit “rijmelarij, verzen opzettelijk gemaakt in de trant en met de woordenkeus van de straatzangers, die toen iedere vrijdag op de markt te Leuven hun liedjes zongen en verkochten.”

Aanloop

Het was een tijd van grote spanning aan de Leuvense Alma Mater door de taalkwestie die de kop op stak. Betogingen en congressen volgden elkaar in snel tempo op en verschillende bladen voerden een literair steekspel. Ook op straat kwam het geregeld tot een fysiek treffen tussen Vlaamse en Waalse studenten. Het breekpunt volgde echter in de vroege ochtend na het IXe Groot-Nederlands Studentencongres. Dit congres vond plaats op 12, 13 en 14 april 1924 ondanks verschillende pogingen om het te boycotten.

Dagen van te voren verschenen in de Franstalige pers, vooral in La Nation belge, opruiende artikelen, waarin het verbod van het congres werd geëist.

De aanslag

Een van de felste Waalse haantjes de voorste was Gabriel “Gaby” Colbacq, steeds te zien waar er herrie te schoppen viel. Alhoewel de paasvakantie begonnen was, bleef hij te Leuven op zondag 14 april. Na zijn revolver op zak te hebben gestoken, liep hij met zijn broer Christian en twee andere Walen (er was ook een vrouw in hun gezelschap) ‘s avonds laat en ‘s morgens in de straten van Leuven rond in de de nacht van 14 en 15 april 1924.

Diezelfde nacht liepen twee Vlaamse studenten, Joz Vermeulen en Amaat Dumon, na afloop van de bijeenkomst in zaal PAtria tussen vier en vijf uur ‘s ochtends naar hun kot, toen ze op de hoek van de Minderbroedersstraat en de Parijsstraat aangevallen werden door door de vier Franstalige studenten. Colbacq ging aan de haal met de pet van Vermeulen, die op zijn beurt zijn kameraden optrommelde om de pet terug te vinden.

In groepjes gingen ze op ronde op zoek naar Vermeulens pet. Twee studenten, Albert "Berten" Vallaeys en Louis De Smet troffen Colbacq aan en na een worsteling zetten zij de achtervolging in. Colbacq vluchtte de Vital Decosterstraat in, loste een drietal revolverschoten op zijn achtervolgers en verdween samen met zijn broer in zijn kot gelegen in de Sint-Maartenstraat.

Vallaeys en De Smet begonnen met hun stokken op de deur te hameren, die door Colbacq op een kier geopend werd en waardoor hij op manshoogte vier revolverschoten afvuurde. Vallaeys werd in de borst getroffen en viel bloedend neer.

Intussen waren nog andere Vlaamse studenten ter plaatse gekomen en ook twee kanonniers van de nabijgelegen artilleriekazerne. Zij voerden Vallaeys af naar de infirmerie van de kazerne. De studenten hadden er al een pater bijgehaald die aan Vallaeys de laatste sacramenten toediende, alsook de Vlaamsgezinde dokter Michel Mulier, die het slachtoffer deed overbrengen naar zijn kliniek in de Predikherenstraat. Mulier stelde vast dat er een kogel in zijn rechterlong was blijven steken en beschouwde zijn toestand als zeer ernstig.

Colbacq was intussen aangehouden en verklaarde tijdens zijn verhoor dat hij in wettige zelfverdediging had gehandeld. Later, tijdens het gerechtelijk onderzoek, zou hij verklaren dat hij ook door “haine de races” gedreven werd.

Nasleep

Vallaeys herstelde na een verblijf van drie maanden in de kliniek. Colbacq kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete.

Toen de studenten na de paasvakantie terugkwamen te Leuven was er een bekendmaking gepubliceerd door de academische overheid, zoals gebruikelijk enkel in het Frans, die elke deelneming aan een betoging in verband met de "douloureux événements" van 15 april en elke betoging in verband met politieke of taalkwesties verboden, op straffe van het consilium abeundi, het zogeheten 'Avis van 3 mei 1924'. Ze ontdekten eveneens dat Colbacq er met een zeer lichte straf af gekomen was. Er werd geen woord van afkeuring gerept wat betreft de moordpoging van Colbacq en er werd ook geen sanctie tegen hem genomen; wat de Vlaamse studenten opjutte. Zij zagen de verordening namelijk rechtstreeks en uitsluitend tegen hen gericht. Het Verbond, onder leiding van Paul-Felix Beeckman, reageerde geschokt. Beeckman publiceerde op 15 mei een open brief aan rector magnificus mgr. Paulin Ladeuze. Daarin tekende hij protest aan tegen het verbod om te betogen, dat uitsluitend gericht bleek tegen de Vlaamse studenten, alsof zij schuld hadden aan de aanslag op Vallaeys. Beeckman werd ontboden door vicerector mgr. Raphael Beyls, "spécialement chargé du maintien de la discipline". Deze deelde hem mee dat hij het Consilium abeundi had opgelopen vanwege openlijke opstand tegen de academische overheid en dit op grond van artikel 23 van het Réglement général de l’UCL. Dit artikel luidde: “Les étudiants ne peuvent former des associations, ni donner des fêtes, ni faire des démonstrations collectives sans une autorisation préalable”. Beeckman diende nog een verdediging in, maar de academische raad stuurde hem weg.

De Ondervoorzitter van het KVHV, Gerard Romsee, schreef een open brief aan rector Ladeuze om zijn kameraad te verdedigen en met de vraag om zijn besluit in te trekken. Romsee werd bij de Rector ontboden, die hem toevertrouwde dat hij rekening moest houden met de geldschieters van de universiteit en liet uitschijnen dat het conflict opgelost kon worden. Enkele dagen later werd Romsee echter bij de Vice geroepen die hem bedreigde dat indien hij zijn mening niet herzag, ook hij zou weggezonden worden. Romsee vroeg en kreeg een nieuw onderhoud bij rector Ladeuze die plots zeer strijdvaardig uit de hoek kwam en verkondigde dat hij geen enkele uiting van Vlaams 'extremisme' zou dulden aan zijn universiteit. Romsee mocht blijven studeren, maar werd het jaar erop alsnog weggezonden omwille van het organiseren van een niet toegelaten bijeenkomst.

De situatie escaleerde verder doordat de Franstalige en Vlaamse studentenverenigingen in openlijk conflict traden, en de Franstaligen wel ongestoord mochten manifesteren. De academische overheid trachtte de macht van het KVHV te ondermijnen via de pers, wat een averechts effect had. Het KVHV reageerde namelijk door alle Vlamingen op te roepen alle geldelijke steun aan de universiteit, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks te stoppen. Deze zet sloeg in als een bom. De bisschoppen sloegen echter genadeloos terug en dreigden iedereen die deelnam aan de boycot of enige andere actie gericht tegen de academische overheid in de ban van de Kerk te slaan.

Het Verbondreageerde verzoenend, en trachtte de vrede te herstellen door toe te geven dat het verkeerd van hen was op te roepen om de universiteit een deel van haar financiering te ontzeggen. Drie dagen later, op 10 maart 1925, sprak rector Ladeuze de ontbinding van het KVHV uit. Iedereen die nog deelnam aan haar activiteiten zou bestraft worden met uitsluiting. Het Verbond reageerde echter ludiek door te stellen dat zij zichzelf niet als ontbonden beschouwde. Het conflict duurde voort en bleef de rest van de jaren ‘20 nazinderen, met een opflakkering bij de Bormsverkiezing in 1928. De betrekkingen tussen de studenten en de universiteit werden pas na 1930 genormaliseerd.

Het 'Avis van 3 mei 1924' werd nooit uitdrukkelijk herroepen, maar verdween stilletjes naar de achtergrond.

Vallaeys ontpopte zich als slachtoffer van de ‘anti-Vlaamse reactie’ ondertussen tot een symbool binnen de al dan niet partijpolitieke Vlaamse beweging. Zijn martelaarschap had hem dan wel bijna het leven gekost, politici en prominenten binnen de beweging zagen profijt in wat de Vlaamse student was overkomen. Zo werd hij onder meer uitgenodigd om te komen spreken op de vijfde IJzerbedevaart in 1924 en probeerde de Frontpartij electoraal voordeel te halen uit Bertens ongeluk. Berten’s voorval werd vereeuwigd in de codex in het lied ‘De Wrede moord van Leuven’.

Bronnen

  • Debaeke, Siegfried, Van Schachtendoop tot Zwanenzang, 100 jaar Vlaams studentenleven te Leuven, Moeder Westland, Leuven, 1991.
  • Goeyse, Edmond de, O Vrij-Studentenheerlijkheid, Historisch-studentikoze schetsen, Universitaire Pers Leuven, België, Leuven, 1987.