Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Leuven (KVHV-Leuven)

Uit Academia Studentica Wiki - nl
Naar navigatie springenNaar zoeken springen

Het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Leuven (KVHV Leuven) is een conservatieve en Vlaams-nationalistische Leuvense studentenvereniging. Ze behoort tot de nationale koepel van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) en werd als Vlaamsch Verbond opgericht in 1902. Het huidige tijdschrift van de vereniging, Ons Leven, gaat echter terug tot 1888.


Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Leuven (KVHV-Leuven)
Schild KVHV Leuven.
Info:
Naam: Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond Leuven
Afkorting: KVHV Leuven
Oprichting: 27 november 1902: "Vlaamsch Verbond"
1911: "Algemeen Katholiek Vlaamsch Hoogstudentenverbond van België"
31 januari 1919: "Vlaamsch Verbond"
1923: "Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond"
Oprichter(s): 1902: Dr. Jozef Vermeylen
1911: Jozef Verduyn
1919: Aloïs Stroobandt
Ontbinding: 1909: Verboden door de KU Leuven
1914: uitbraak WO 1
Kleuren:
Black-Yellow-Cyan (Gold).png
Zwart-Geel-Cyaan met Gouden percussie.
Publicatie: Ons Leven
Locatie: Leuven, België
Bar: Ambiorix
Oude Markt 3
3000 Leuven
Facebook: https://www.facebook.com/kvhvleuven/
Website: https://www.kvhv.be/
E-mail: info@kvhv.be
Instagram: https://www.instagram.com/leuvenkvhv/
Twitter: https://twitter.com/kvhv_leuven
Adres: K.V.H.V.-Leuven
Naamsestraat 32
3000 Leuven
Zirkel:
KVHV Leuven Zirkel.jpg

Geschiedenis

Aanloop

Hoewel het KVHV te Leuven pas in 1902 gesticht werd, bestonden er reeds Vlaamse studentenverenigingen te Leuven.

Zo stichtte Emmanuel Van Straelen in 1836, enkele jaren na de herinrichting van de Katholieke Universiteit te Leuven, het "Nederduytsch Tael- en Letterlievend Genootschap Met Tijd en Vlijt". Men streefde taalbeheersing en encyclopedische kennis na door dichtwerk, proza en lezingen allerhande. Slechts zelden werd hiervoor beroep gedaan op niet-leden. Rond deze tijd ontstond ook langzaamaan belangstelling voor de politieke Vlaamse actie, hoewel dit nooit hun hoofddoel zou worden. Zo vroeg Met Tijd en Vlijt in 1876 een leerstoel voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Haar voorzitter, professor Willems, weigerde echter een verzoekschrift te richten tot de bisschoppen om de gedeeltelijke vervlaamsing van het onderwijs te vragen.

Hierop werd door enkele leden een studentenafdeling van het Davidsfonds opgericht met professor Verriest als voorzitter, maar deze verdween zodra prof. Willems algemeen voorzitter van het Davidsfonds werd. Het enthousiasme van deze studenten (waaronder ook Albrecht Rodenbach) was echter niet getemperd, en richtte zich ten volle op de jongstudentenbeweging. Op 5 september 1877 richtten Albrecht Rodenbach, Pol de Mont en Amaat Joos een Algemene Studentenbond op tijdens een congres in Gent, waarin zij een aantal college- en verlofbonden organiseerden, samen met het literaire tijdschrift Het Pennoen. Rodenbach werd tot algemeen voorzitter verkozen en trad op de voorgrond als groot bezieler van de overkoepelende Vlaamse studentenbeweging. Hij zette de grote lijnen uit die de katholieke studentenbeweging nog lang na hem zou blijven volgen. Hij propageerde een romantisch getint Vlaams bewustzijn waarin de boodschap van Gezelle en Verriest “Wees Vlaming dien God Vlaming schiep” centraal stond. De scholieren dienden gevormd te worden tot authentieke - en dus katholieke - Vlamingen die in de Vlaamse strijd hun verantwoordelijkheid zouden opnemen.

Interne spanningen, Vlaams particularisme, tegenkanting en vervolging door verschillende colleges en de vroegtijdige dood van Rodenbach betekenden echter het einde van de Algemene Studentenbond. De jongstudentenbeweging bleef echter bestaan, onder stimulans van haar tijdschriften, waaronder De Vlaamsche Vlagge en De Student.

De studenten die in deze beweging een vorming en onafhankelijk denken verworven hadden, konden zich niet vinden in de door professoren geleide en door de universiteit bescherde, meestal Franstalige verenigingen. Zij waren van mening dat de jeugd door de jeugd geleid moest worden. In 1883 werd de eerste onafhankelijke Vlaamse studentenvereniging opgericht door de blauwvoeters Alfons Depla, Aloïs Bruwier en Emiel Lauwers: de West-Vlaamse Gilde. De andere gilden ontstonden vanaf 1885 en ook verschillende clubs zagen het levenslicht.

Op 15 oktober 1888 verscheen de eerste editie van Ons Leven onder leiding van Adelfons Henderickx, dat tot op heden het blad van het KVHV Leuven is. 10 jaar later, in 1898 vierde Ons Leven haar eerste lustrum en verscheen het Studentenliederboek van Karel Heynderickx. Hoewel de Vlaamse Beweging niet langer te negeren leek, weigerde de Algemeen Studentengenootschap (ASG)/Société Générale des Étudiants in te gaan op de vraag van Vlaamse studenten om een paritair bestuur aan te nemen. Sommige Vlaamse studenten waren zelfs bereid om vrede te nemen met één enkele Vlaamse vergadering per jaar. Zelfs dit werd afgewezen. Dit had tot rechtstreeks gevolg dat in 1898 de Générale uit elkaar viel.

Eerste jaren (1902-1914)

Vlaamsch Verbond bestuur 1902.

Het vacuüm dat de ondergang van de Générale achterliet, werd in 1902 opgevuld door het Vlaamsch Verbond aan de Vlaamse zijde, en de Fédération Wallonne des Régionales (Fédé) aan de Franstalige zijde. Op 27 november 1902 hield het Vlaamsch Verbond onder leiding van de 5 gildepraesides haar eerste vergadering. Ons Leven werd het orgaan van het Verbond. Het Verbond en de Fédé werden overkoepeld door een nieuw opgerichte Société Générale des Étudiants dat vanaf nu afwisselend het ene jaar door de praeses van het Verbond geleid werd, en het andere door de praeses van de Fédé.

Tijdens de eerste jaren van haar bestaan kende het Verbond een grote bloei onder impuls van Jef Vanden Eynde (Verbondspraeses 1905-1907), die ernaar streefde het gezelschapsleven van de Vlaamse studenten op een hoger cultureel peil te brengen. Ongeveer maandelijks hield de vereniging vergaderingen die naar inhoud een grote diversiteit boden: voordracht-, muziek- en toneelavonden wisselden elkaar af. In 1904 organiseerde Jef Vanden Eynde voor het eerst het jaarlijkse zomerfeest van het Verbond te Vlierbeek, met volksspelen, zang, muziek en tonnen bier. Hij verhief Ons Leven als hoofdredacteur tot een mooi uitgegeven tijdschrift, gewijd aan de Vlaamse strijd, kunst en letteren, met eveneens studentikoze stukjes en verzen. In 1907 voerde hij de eerste Vlaamse studentenpetten en -linten in en onder andere het Verbondslied is van zijn hand.

Het Verbond tijdens de optocht ter ere van de 75ste verjaardag van de KU Leuven.

Vanaf 1908-1909 groeide het contact met de Katholieke Vlaamse Oud-Hoogstudentenbonden, voornamelijk doordat zij het Verbond financieel steunden en de studenten een grotere belangstelling voor de taalstrijd bijbrachten. Vooral de vraag naar een Vlaamse universiteit vond veel weerklank. Deze almaar meer radicale houding leidde al gauw tot spanningen met de academische overheid, die duidelijk aan bod kwamen op de viering van het 75-jarige bestaan van de universiteit in mei 1909. De Vlaamse studenten stapten met kleurige petten die Jef Vanden Eynde in 1907 introduceerde achter hun fanfare met op kop de door Joe English ontworpen verbondsvlag in de optocht en drukten op deze viering luidruchtig hun eis voor een gedeeltelijke vernederlandsing van de KUL uit. Tijdens het avondbanket werden de rede van de verbondsvoorzitter en professor Sencie overstemd door geroep en geroezemoes. De Vlamingen pikten dit niet en hielden een protestbetoging die leidde tot schermutselingen met Waalse studenten. Hierop verbood rector Adolphe Hebbelynck de werking van zowel het Vlaamsch Verbond als de Fédération wallonne. Enkele Vlaamse studenten richtten Kerlinga op met de vertegenwoordigers van de vijf gouwgilden, met als hoofddoel “het bespreken der middelen om ons Vlaamsch Verbond, Gilden en Clubleven te verheffen en vooruit te helpen.” Kerlinga bleef tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bestaan. Toen tijdens het volgende academiejaar Ons Leven, waarvan Ernest Claes toen hoofdredacteur was, een scherpe karikatuur op de afschaffing van het Verbond liet verschijnen liep het een publicatieverbod op. Vanaf oktober 1911 verminderden de spanningen met de academische overheid omdat de bisschoppen onder druk van de Vlaams-katholieke opinie besloten tot verdubbeling van een aantal leergangen te Leuven.

In 1911 werd de afschaffing van het Verbond definitief omzeild: Vlaamse studenten van Leuven, Gent en de veeartsenijschool van Kuregem richtten het Algemeen Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond van België op. Hierbij handelden de studenten niet als ingeschrevenen bij de Alma Mater, maar als Belgische staatsburgers. In oktober van datzelfde jaar werd de ernstige, zeer godsdienstige en radicaal-Vlaamse kring Amicitia opgericht, die zich afzette tegen het 'bierflamingantisme' van de clubs en de gilden, hetgeen interne spanningen in het Verbond teweegbracht die de werking tot aan de Eerste Wereldoorlog belemmerde. Met de bezetting van Leuven kwam in 1914 tijdelijk een einde aan het Verbond. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwamen heel wat studenten aan het IJzerfront terecht waar de geest van Amicitia voortleefde in de actie van het Secretariaat der Katholieke Vlaamsche Hoogstudenten.

Interbellum (1919-1940)

Op vrijdag 31 januari 1919 komt het Vlaams Verbond in Leuven voor het eerst opnieuw samen. Het enthousiasme bereikt een hoogtepunt toen de verbondsvlag, gevolgd door de Antwerpse, de West-Vlaamse en de Oost-Vlaamse gildevlaggen ongehavend tevoorschijn gehaald worden. De fanfare werd opnieuw opgericht, en een nieuwe studentenpet werd ingevoerd. De academische overheid verkondigde daags nadien dat de Duitse petten verboden waren. Het Verbond verving ze door een baret in wijnrood fluweel, Flat genaamd.

Vanaf 1919 zou het Vlaams Verbond een radicaal-Vlaamse koers zetten. De als onrechtvaardig ervaren behandeling van een aantal oud-activisten (activisme, repressie) en de aanvaarding van het ontwerp-Nolf, dat de Gentse universiteit maar half vernederlandste (de zogeheten Nolf-barak), leidden al vlug tot een radicalisering bij de Vlaamsgezinde studenten, die hun vertrouwen in de christen-democratische verdedigers van het minimumprogramma begonnen te verliezen. Datzelfde jaar plaatste het Verbond zich samen met de Vlaamsgezinde studenten van Gent, Leuven, Antwerpen en Brussel onder het Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond (AVHV). In 1923 werd het Vlaamsch Verbond herdoopt als Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV).

Vanaf het jaar 1922-1923 was de KVHV-leiding volledig gewonnen voor een nationalistische oplossing, wat een of andere vorm van zelfbestuur voor Vlaanderen inhield. De emotionele amnestieacties voor veroordeelde activisten met de August Borms-hulde (10 februari 1924) lokten heftige reacties uit van de zijde van de Franstalige studenten en van Belgisch-nationalistische organisaties. De naam werd gewijzigd naar Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV). Een botsing tussen enkele Vlaamse en Waalse studenten na afloop van het Groot- Nederlands Studentencongres in april 1924 te Leuven, liep uit op het neerschieten van de Vlaamse student Berten Vallaeys. Op 3 mei 1924 vaardigde rector Paulin Ladeuze een verbod uit op het houden van politieke vergaderingen. Toen KVHV-praeses Paul-Felix Beeckman protesteerde tegen deze maatregel "die uitsluitend tegen de Vlaamse studenten scheen te zijn gericht" kreeg hij het consilium abeundi. Gerard Romsée en Tony Herbert, leden van het Verbondsbestuur, ondergingen in oktober 1924 hetzelfde lot toen zij weigerden zich aan de academische overheid te onderwerpen. Na een Alfons Depla-Berten Vallaeys-hulde en een protestmeeting werden in december nog vijf andere Vlaamse studenten weggezonden. Toen in februari 1925 het KVHV de Vlaamse bevolking opriep tot een financiële boycot van de KUL, kwam het Verbond rechtstreeks met de bisschoppen in conflict en werd zelfs op 10 maart 1925 door rector Ladeuze ontbonden.

Het KVHV bleef weliswaar bestaan, maar verloor krediet in de brede katholieke en Vlaamse publieke opinie. In de studentenbeweging zelf ging, naast een kleine groep minimalisten, ook een aantal nationalistische studenten de monopoliepositie van de alles controlerende Verbondsleiding op de korrel nemen. Toen het Vlaams-nationalistische kamp in de tweede helft van de jaren 1920 steeds meer ideologisch verdeeld raakte, kwam het Verbondsbestuur in 1927-1928 bijna in de greep van de extreem Groot-Nederlandse visie van het weekblad Vlaanderen, maar zwenkte terug naar een breed Vlaams-nationalistisch platform. De Bormsverkiezing in december 1928 gaf te Leuven aanleiding tot betogingen en straatgevechten tussen Vlaamse en Franstalige studenten. Tijdens de kerstvakantie ontvingen de ouders van alle Vlaamse studenten een schrijven van rector Ladeuze, waarin geëist werd dat de student er zich schriftelijk toe zou verbinden zich te onthouden van elke separatistische of anti-Belgische betoging. Verbondsvoorzitter Seppe Coene zette de studenten aan te tekenen, hoewel hijzelf weigerde en zodoende het conscilium abeundi opliep. Dit conflict bracht nieuwe eensgezindheid in de rangen van het KVHV dat nu ook meer aandacht aan de vernederlandsing van de universiteit zelf ging besteden.

In 1929 stichtte Dr. Mon De Goeyse het Seniorenkonvent dat zich tot doel stelde onder het gezag van het verbondsbestuur te ijveren voor een stijlvol en beschaafd gezelschapsleven, en het studentikoze bestanddeel in het verbondsleven op een ordelijke, eenvormige en kleurige wijze te organiseren.

De vernederlandsing van de Gentse universiteit in 1930 en de daardoor versnelde verdubbeling van de Leuvense Universiteit, alsook het afvloeien van een aantal radicale studenten naar Gent brachten een verbetering van de betrekkingen met de academische overheid. Het kwam tot een heroriëntatie van de Leuvense studentenbeweging onder invloed van de Katholieke Actie en de Revolution von Rechts, die gezien werd als een oplossing voor de cultuurcrisis waarin het "ten onder gaande Avondland" zich bevond. Verbondspraeses Piet Meuwissen (1932-1934) wilde het KVHV uitbouwen tot een eensgezinde corporatie van alle Vlaamse studenten, die zijn leden zou moeten opleiden tot de "geestelijke aristocratie van Vlaanderen", de "academische stand" die de leiding van de maatschappij zou in handen nemen. Het Verbond kende een sterke organisatorische uitbouw, maar als corporatie, die alle strekkingen wilde overkoepelen, kon het niet langer een eenheidsideologie voorschrijven. Er ontstond een hele waaier van nieuw-rechtse politieke studentenverenigingen, die alle hun invloed in het KVHV wilden laten gelden, met als voornaamste de Verdinaso-studentenafdeling, de VNV-studenten en het – bij de Katholieke Vlaamsche Volkspartij aansluitende – Jeugdfront. In de periode 1937-1938 trokken de Vlaamsgezinde studenten er met Flor Grammens op uit om Franstalige straatnaamborden in Vlaamse gemeenten te overschilderen. De Grammensactie kon slechts tijdelijk de eensgezindheid terugbrengen. Dat de verstandhouding tussen het Verbond en de academische overheid in de loop van de jaren 1930 alsmaar verbeterd was, bleek toen KVHV-praeses Herman Wagemans een grafrede hield bij het overlijden van rector Ladeuze in februari 1940.

Tweede Wereldoorlog (1940-1944)

Hoewel de houding van het KVHV strikt genomen niet- collaborerend was, raakte het omwille van de grote VNV-invloed op de vereniging tijdens het eerste bezettingsjaar in de ogen van de meeste studenten gecompromitteerd. Het Verbondsbestuur 1940-1941 sympathiseerde met de Nieuwe Orde en wijzigde de benaming KVHV in Leuvensch Studentenverbond. Een door het Verbond gepatroneerde spreekbeurt van Staf de Clercq voor de VNV-studenten te Leuven op 12 maart 1941 leidde tot botsingen tussen Vlaamse en Waalse studenten, waarbij de Duitse Feldgendarmerie tussenbeide kwam. Vanaf 1941-1942 ging het KVHV zich uitdrukkelijk van het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) distantiëren, maar de organisatie van het Dietsche Studentencongres in maart 1942 veroorzaakte een conflict met de academische overheid. Dit alles had tot gevolg dat het Verbond zijn overkoepelende functie verloor en zijn leidende rol moest afstaan aan het Hoogstudentenverbond voor Katholieke Actie (HVKA). Toen men in 1942-43 ook nog last kreeg met de bezetter wiens zenuwen door de Heel-Nederlandse strekking van het Verbond werden geplaagd ("Ons Leven" mocht niet meer verschijnen) en bovendien de schachten zes maanden tewerk gesteld werden, was het studentenleven onmogelijk geworden. Het was in dit milieu dat de herinrichting van het naoorlogse studentenleven werd voorbereid. In 1944, ondanks Engelse bombardementen, richtte Sociale Hulp een cultuuravond in, voorbode van het naoorlogse studentenleven. Dat studentenleven werd opnieuw georganiseerd door enkele professoren en studenten, die onder meer het Leuvens Studentengenootschap (LSG) oprichtten.

Van loyaal Belgisch tot Leuven Vlaams (1944-1968)

De slag van het stadhuis, 1955.

Bij de bevrijding in 1944 kwam een nieuwe Vlaamse studentenkoepel tot stand: het Leuvens Studentencorps (LSC), waarbinnen ook het KVHV als grootste studentenvereniging zijn plaats kreeg. Onder invloed van unitaristische flaminganten zoals Tony Herbert ging het Verbond een koers van loyauteit ten overstaan van België varen. De uit het HVKA afkomstige Verbondspraeses Carlos Gits (1944-1945) bepaalde dat het KVHV de staatsburgerlijke opvoeding van de studenten voor haar rekening moest nemen, dat wil zeggen een Vlaamse elite vormen die haar rechtmatige plaats in de Belgische staat zou opnemen. In de Koningskwestie werd een uitgesproken leopoldistisch standpunt ingenomen en na de dynamitering van de IJzertoren werd onder impuls van het KVHV een Jeugdbedevaart naar Diksmuide georganiseerd, die ondanks bedreigingen en tegenkanting op 28 april 1946 plaatsvond. Tegen de Belgischgerichte koers van de naoorlogse Verbondsleidingen ontstond er vanaf het jaar 1946- 1947 een toenemend radicaal Vlaamsgezind verzet van studenten, die wilden dat het KVHV opnieuw zou aanknopen bij zijn vooroorlogse Vlaams-nationale traditie. Zij verenigden zich in en rond de volkskunstgroep De Kegelaar, die het Verbond verweet veel te nauw bij de Christelijke Volkspartij aan te leunen en geen standpunt tegen de als anti-Vlaams ervaren repressie te durven of te willen innemen. De Kegelaar ging binnen het KVHV een grootscheepse eigen werking ontplooien en slaagde er na de 'Paasrevolutie van 1949' in het Verbond opnieuw een radicaal-Vlaamse koers te doen varen.

Leuven Vlaams 1968
Leuven Vlaams 1968

De Vlaamse nederlaag in de Koningskwestie (zomer 1950), de spanningen te Leuven met de rector en de Franstalige studenten rond acties voor amnestie (1949-1951) en de door de academische overheid verboden toespraak van Flor Grammens te Blanden (19 december 1952) werkten de radicalisering in de hand en verzekerden het KVHV opnieuw van een flinke aanhang in de Leuvense studentenwereld. Met de Fosty-actie (Fosty-betoging) van 23 oktober 1953 bewees het Verbond dat het weer een voorhoederol vervulde in de Vlaamse Beweging. In 1954-1955 dreven de acties in het kader van de schoolstrijd het Vlaamse element wat naar de achtergrond, hoewel het KVHV een oplossing van dit conflict in federalistische zin bepleitte. De actie te Leuven tegen de partijdige onderwijswet van minister Collard in maart en oktober 1955 stimuleerde het katholiek verzet in het ganse land. Hoogtepunt was de inneming van het stadhuis, waar ook het pandoerenkot ondergebracht was, door elf studenten. Optochten en betogingen brachten gevechten tegen pandoeren, rijkswachters en rode knokploegen mee, dagenlang was er staat van beleg. Tijdens deze woelige periode werd het stoffelijk overschot van Jef Vanden Eynde van Maastricht naar Vlierbeek overgebracht. In 1956 werd Rodenbach herdacht en was er de hulpactie (bloed en geneesmiddelen) voor de Hongaren wier opstand door de Russische bezetter bloedig werd onderdrukt. Studenten uit het ganse land betoogden voor de Russische ambassade te Brussel. Het Verbond ging ook aandacht besteden aan het sociaal-economische aspect van de Vlaamse achterstand; zo werd in 1956 de groep Walenwerking opgericht, die ontspannings- en voorlichtingsavonden organiseerde voor de Vlaamse immigranten in Wallonië. Met de campagne tegen de miskenning van de Nederlandse taal op de Wereldtentoonstelling in 1958, de hevige amnestiestrijd in 1959 en de anti-talentellingsactie (1959-1960) speelde het KVHV een voortrekkersrol in de doorbraak die de Vlaamse Beweging begin jaren 1960 kende met de Marsen op Brussel.

Met het begin van 'taalkundige decentralisering' van de universiteit in 1962-1963 en de debatten rond de nieuwe taalwetgeving, waarbij de Franstaligen faciliteiten eisten in het Leuvense, kwam de strijd voor Leuven Vlaams op het voorplan. Vanaf 1964 eiste het Verbond de volledige splitsing van de universiteit en de overheveling van de Franstalige sectie naar Wallonië. Aan de top van het KVHV trad er een nieuwe generatie aan, die naar een synthese zocht tussen de Vlaamse Beweging. en het opkomende studentensyndicalisme, en die het Verbond tussen 1963 en 1966 in sociaal-progressieve richting oriënteerde. Het federalisme werd een denkkader waarin de hele Vlaamse problematiek werd geplaatst. Vertrekkend vanuit een radicaal-democratische basisidee werd federalisme verbonden met radicale structuurhervormingen op het sociaal-economische vlak (overheidscontrole, nationaliseringen, planeconomie). Met dit standpunt leunde het KVHV nauw aan bij de in 1965 gestichte Vlaams-progressieve partij de Vlaamse Democraten. Vanaf het jaar 1965-1966 kwam de strijd voor een autonome, maar ook democratische Vlaamse universiteit te Leuven in een stroomversnelling. Op 15 december 1965 werd een nationale studentenbetoging gehouden onder het motto "Walen buiten". De verklaring van de Belgische bisschoppen van 13 mei 1966 over de institutionele en geografische eenheid van de universiteit, leidde tot een opstoot van antiautoritaire en antiklerikale gevoelens. De revolte van mei 1966 bracht nieuwe studentenleiders (Paul Goossens, Ludo Martens, Walter de Bock) op het voorplan, die een nieuw-linkse en radicale koers gingen volgen gericht op een volgende confrontatie die een democratische universiteit moest opleveren. In december 1966 besloten de radicaalsten onder leiding van Martens dat de traditionele studentenbeweging had afgedaan. Op 3 maart 1967 werd als een werkgroep binnen het KVHV de Studentenvakbeweging (SVB) opgericht. Voor de SVB primeerde voortaan "de strijd tegen het kapitalistische bestel voor een totaal-democratie". Het verzet van de flamingantische achterban, alsook het wantrouwen van de beheerraad, die vreesde voor het voortbestaan van de vereniging, leerde de SVB'ers dat het KVHV met zijn traditioneel-Vlaamsgezinde verleden niet de juiste voedingsbodem was voor een studentenvakbeweging en in juni 1967 verlieten zij het Verbond, in oktober gevolgd door Verbondspraeses Goossens. De expansieplannen van de Université catholique de Louvain (UCL) leidden begin 1968 tot de januarirevolte. In februari viel de regering-Paul vanden Boeynants over de kwestie Leuven en was de splitsing van de universiteit een feit.

Het KVHV na 1968 (1968-Heden)

Aangezien na de splitsing van de universiteit de Vlaamse problematiek geen rol van betekenis meer speelde, diende het Verbond nu voorgoed zijn leidende rol af te staan aan de Studenten Vakbeweging (SVB), die de motor werd van een nieuw-linkse studentenbeweging. Het KVHV zag zijn aantal actieve leden drastisch inkrimpen en de uitgebreide Verbondsorganisatie onderging een flinke afslanking. De poging van Verbondspraeses Guido Ghekiere (1968- 1970) om met de deelname aan de mijnwerkersstaking in januari 1970 het KVHV te doen aansluiten bij de nieuw-linkse studentenbeweging stuitte op het verzet van de traditionalistische vleugel. Deze nam in mei 1970 definitief de macht over en stuwde het Verbond in een relatief behoudsgezinde richting, al bleven eerder progressieve maatschappelijke thema's nog enige tijd de aandacht van de vereniging weerhouden en werd er meer energie gestoken in culturele evenementen dan in Vlaamse actie.

het KVHV-Leuven in 2021.

Vanaf 1973-1974 ging het KVHV uitdrukkelijker zijn oude ideologische rol van studentenvereniging binnen de Vlaamse Beweging beklemtonen. Onder invloed van Volksunie-politici zoals Willy Kuijpers nam het Verbond hierbij een volksnationalistisch standpunt in. Deze solidariteit met de kleinere volkeren in Europa leidde in januari 1974 tot een actieve ondersteuning van een hongerstaking in Frans-Baskenland. Onder de titel Een federaal Vlaanderen in Europees en volksnationaal perspectief publiceerde het KVHV in december 1976 een eigen model van staatshervorming, dat de voorafspiegeling zou zijn van de actieve deelname aan het Anti-Egmontkomitee in 1977-1978. Van een gematigd anti-linkse vereniging halverwege de jaren 1970 kende het Verbond begin de jaren 1980 een ruk naar rechts. De extreem- linkse tegenacties bij Vlaamse betogingen te Leuven, alsook de internationale spanning tussen Oost en West ten tijde van de rakettenkwestie waren hieraan niet vreemd. Na 1983 evolueerde het KVHV naar een pragmatisch en "positief kritisch" nationalisme, waarbij met de acties voor de federalisering van het onderwijs in 1985-1987 de werking op een concreet thema werd toegespitst. Vanaf 1987 begon de partijpolitieke polarisatie in nationalistische rangen tussen Volksunie en Vlaams Blok ook op het Verbond te wegen. Het KVHV had op zijn rechterflank af te rekenen met de concurrentie van de Nationalistische Studentenvereniging (NSV), waarvan de werking op Vlaams-nationaal vlak die van het Verbond begon te overschaduwen. De nieuwe strijdvaardigheid van de niet- partijgebonden Vlaamse Beweging onder impuls van een verjongde en geradicaliseerde Vlaamse Volksbeweging (VVB) had zijn invloed op het KVHV dat vanaf 1990-1991 opnieuw een radicaal- Vlaamse koers ging varen en in de lijn van de VVB naar een separatistisch standpunt evolueerde. Een nieuw aandachtspunt was de bekommernis voor de handhaving van de Nederlandse taal in het één wordende Europa, zoals bleek uit de taalwedstrijd "Simon Stevinpenning" (1989), de acties tegen een mogelijke verengelsing van het hoger onderwijs (1990-1993) en het Groot-Nederlands Studentencongres te Leuven in november 1992. Sedert 1992 werd er in Ons Leven gepleit voor een neoconservatieve frontvorming waarbij de Vlaamse problematiek vanuit een rechts-liberale invalshoek werd benaderd.

Kleuren

Black-Yellow-Cyan (Gold).png

De kleuren van de Leuvense afdeling van het KVHV zijn Zwart-Geel-Cyaan.

Zwart en Geel staan voor de kleuren van Vlaanderen, terwijl het Cyaan verwijst naar de Alma Mater van Leuven.

Het schild verenigt de wapenschilden van de verschillende Vlaamse Provincies , de kleuren en de Zirkel, het Maria-monogram, de Vlaamse Leeuw en een harschild met de kleuren van Leuven.

Couleur

Horizontaal lint (bovenaan) & Praeseslint (onderaan)

Linten

Gildepet (1907-1914)
Flat (1919-1932)
Verbondspet (1932-Heden)

Vanaf 1903 zien we in foto's van het Verbondsbestuur praeseslinten opduiken. Dit lint bestond uit een lap stof die al dan niet geborduurd was, en horizontaal over de borst door middel van touwtjes gedragen werd onder de jas.

In 1907 introduceerde Jef Vanden Eynde ledenlinten, ook wel clublinten genoemd.

Vanaf de Tweede Wereldoorlog maakt het Praeseslint als sjerp zoals we dat nu kennen langzaamaan haar opmars. In de "Besluiten van het Seniorenkonvent" werden de vorm en afmetingen van club- en praeseslinten bepaald. Een ledenlint 27 mm breed moest zijn, en 1,20 m lang. In realiteit wordt het lint aangepast aan de drager. Het Seniorlint, ook wel Praeseslint is volgens deze besluiten standaard 2,10 meter lang, en heeft een breedte van 12 centimeter. Het wordt onderaan bijeengehouden met een gouden of zilveren snoer en heeft aan de uiteinden gouden of zilveren franjes. Op het Seniorlint kan vrijblijvend het clubschild geborduurd worden, welk 10,5 bij 9 centimeter zou moeten zijn en zich op 23 centimeter van de schoudernaad moeten bevinden, in de richting van de banen. Oorspronkelijk bleven de horizontale borstlinten in gebruik; zij zouden pas in de jaren '60 volledig verdwijnen.

Bij het KVHV-Leuven zijn de ledenlinten uitgevoerd in Zwart-Geel-Cyaan met Gouden biezen. Ontgroende leden dragen hun lint over de rechterschouder, terwijl schachten het over de linkerschouder dragen. De Schachtenmeester draagt twee gekruiste linten.

De Praeses draagt een Praeseslint zoals hierboven beschreven over de rechterschouder.

Petten

In 1907 introduceerde Jef Vanden Eynde de Gildepet en het lint, met een specifieke kleur voor elke afzonderlijke gilde. Pas in 1908 kwamen de gilden overeen om ook één enkele vorm aan te nemen.

Deze pet is qua model quasi identiek aan het Duitse model. Toen Jef Van den Eynde het stuk “Alt Heidelberg” naar Leuven bracht in 1905, waarin een aantal Duitse studenten “plenis coloribus” figureerden, zorgde dit voor veel animo onder de Leuvense studentenbevolking en besloot hij deze couleurartikelen te introduceren. Hij kocht op eigen initiatief de volledige voorraad petten en linten op van ‘Couleurhersteller” Carl Roth in Würzburg, en op een dinsdag in februari 1907 verdeelde hij deze onder de studenten. Elke gilde kreeg zo haar eigen kleur. Ook hier bestond het gebruik om jaarsterren en faculteitssymbolen aan te brengen.

Na de Eerste Wereldoorlog werd al wat Duits was, geschrapt uit het straatbeeld. De Gildepet, die rechtstreeks uit Duitsland geïmporteerd werd, was hier geen uitzondering op. De academische overheid verkondigde daags na de heropening van de Leuvense universiteit dat de Duitse petten verboden werden. Het Verbond verving ze door de Flat, wat zoveel als « Koeienvlaai » betekende.

Dit hoofddeksel was gebaseerd op de Franse « Faluche », een grote zwarte afhangende baret met een band aan de onderzijde. De Vlaamse studenten kozen voor een bordeaux-rode baret, met een band in de kleuren van de faculteit of vereniging waartoe men behoorde. Op de pet werden vaak jaarsterren en een faculteitssymbool aangebracht. Op de kruin werd vaak ook een schildje met de Vlaamse leeuw aangebracht.

In 1932 werd teruggegrepen naar de gouden jaren van Jef Vanden Eynde, en werd de zogeheten Verbondspet ingevoerd. Deze pet geleek sterk op de pet die tot 1914 gangbaar was, en verving de Flat.

Deze pet is qua model vergelijkbaar met de Duitse pet: een hoofddeel met onderaan een band in de kleuren van de Couleur en een zwarte klep. Echter is de stof van het hoofddeel van de Verbondspet een stuk soepeler dan deze van haar Duitse tegenhanger. De kleur van het hoofddeel werd overgenomen van de Flat, namelijk bordeauxrood. Eén van de mogelijke redenen voor deze wijziging is dat de Flat moeilijk af te nemen en opnieuw op te zetten is met 1 hand. Men droeg namelijk steeds een stok en boekentas met zich mee, waardoor men hoogstens 1 hand vrij had. Deze petten worden tot op heden gedragen door onder ander de leden van het KVHV.

Lied

Verbondslied.jpg

Tekst en Melodie: Jef Vanden Eynde

Opmerkingen:

  • 1929: Opgetekend door Joz Hendrix
  • 1954: Opnieuw van begeleiding voorzien door Emiel Hullebroeck

  1. 't Leuvens Vlaams studentenvolk
    Heft zijn fier verbondslied aan,
    Stapt door storm en onweerswolk,
    Recht vooruit zijn zegebaan
    Koen wil het zijn wegen gaan
    Met zijn kruis en leeuwen vaan

    Keerzang:

    Vooruit! Vooruit!
    Hoog nu de Vlaamse vane!
    Leeuw, klauw voorop on ons feest, in ons stoet
    Vlaams dreune 't lied langs de bane
    Vlaams mint ons hart, Vlaams roept ons bloed
    Vlaams dreune 't lied lans de bane
    Vlaams roept ons bloed

  2. Dicht gesloten in de rij
    Stappen wij en strijden wij
    Nutten gretig 't wijze woord,
    Voelen diep 't bezield akkoord
    Reiken uit gans Vlaanderland
    Aan elkaar de broederhand

  3. Eigen lied zingt nachtegaal
    In de groene lenteblâan
    Vlaams alleen is Vlamings taal
    Op zijn brede levensbaan
    En vergt God of Land ons kracht
    Hier stapt Vlaandrens jonge wacht

Lijst van Praesides

Jaar Praeses
1901 - 1902 Emiel Vermeersch (Roeselaarse Club) Doordat de verkiezing op het einde van het academisch jaar gebeurde, waren er nog geen activiteiten.
1902 - 1903 Jozef Vermeylen (Antwerpse Gilde)
1903 - 1904 Leo Thienpont (Oudenaardse Club)
1904 - 1905 Leo Spaas (Limburgse Gilde, Heidebloem)
1905 - 1906 Jef Vanden Eynde (Meetjesland)
1906 - 1907 Jef Vanden Eynde (Meetjesland)
1907 - 1908 Arthur Poodt (Brabantse Gilde)
1908 - 1909 Alfons Degroeve (Brugse Club)
Lodewijk Van Boeckel (Antwerpse Studentenkring)
1909 - 1910 Het Verbond, in conflict met de academische overheid is opgeheven. De gouwgilden bestendigen het door elkaar op hun vergaderingen uit te nodigen.
1910 - 1911 Jozef Verduyn (Tieltse Club)
1911 - 1912 Theofiel Ghoos (Heidebloem)
1912 - 1913 Frans Willems v/o Sus (Payottenland)
1913 - 1914 Henri D'Haese v/o Rik (Oudenaardse Club)
1914 - 1915 Verbond opgeheven wegens Duitse bezetting.
1915 - 1916 Verbond opgeheven wegens Duitse bezetting.
1916 - 1917 Verbond opgeheven wegens Duitse bezetting.
1917 - 1918 Verbond opgeheven wegens Duitse bezetting.
1918 - 1919 Aloïs Stroobandt v/o Wiesten (Tieltse Club, Fanfare)
1919 - 1920 Albrecht Pil v/o Berten (Westland)
1920 - 1921 Jan Valvekens (Ons Hageland)
1921 - 1922 Andries Devos v/o Dries (Roeselaarse Club)
1922 - 1923 Gerard Iserbyt v/o Rarden (Kortrijkse Club, Fanfare))
1923 - 1924 Gerard Iserbyt v/o Rarden (Kortrijkse Club, Fanfare))
1924 - 1925 Paul Beeckman
1925 - 1926 Jef Muys (Rupelgalm)
1926 - 1927 Leopold Van Houteghem v/o Pol (Oudenaardse Club)
1927 - 1928 Geert De Rycker (Verkozen, maar kreeg voor het begin van het academiejaar het consilium abeundi.)
Jozef Custers (Limburgse Gilde, Fanfare)
1928 - 1929 Jozef Coene v/o Seppe (Kortrijkse Club)
1929 - 1930 Frans Wildiers
Nant Vercnocke
1930 - 1931 Bob Fransman
1931 - 1932 Stanny Boutens (Oostendse Club)
1932 - 1933 Piet Meuwissen
1933 - 1934 Piet Meuwissen
1934 - 1935 Eugeen Mattelaer (Kortrijkse Club)
1935 - 1936 Michiel Verkinderen (Meense Club, Kortrijkse Club)
1936 - 1937 Achiel Cornelissen (Heidebloem, Fanfare)
1937 - 1938 Karel Goddeeris (Kortrijkse Club)
1938 - 1939 Wim Aelvoet (Noord-Brabant)
1939 - 1940 Herman Wagemans
1940 - 1941 Fons Geussens (Heidebloem)
1941 - 1942 Remi Piryns (Ros Beyaert)
1942 - 1943 Michel de Brabanter
1943 - 1944 Jaak Van Waeg (Bezem Brussel)
1944 - 1945 Carlos Gits (Izegemse Club)
1945 - 1946 Renaat Goffin (Brabantse Gilde)
1946 - 1947 Marc Van Coppenolle (Oudenaardse Club)
1947 - 1948 Roger Ooghe (Mandel Club, Verkozen, maar trad na een uur af omdat hij de academische overheid beloofd had nooit Verbondspraeses te worden op straffe van het consilium abeundi.)
Roger Fieuw (Mandel Club)
1948 - 1949 Gerrit De Backer
Hector Carlier (Izegemse Club)
1949 - 1950 Luc Verstraete (Oudenaardse Club)
1950 - 1951 Jef Den Haerynck
1951 - 1952 Toon Pennings (Heidebloem)
1952 - 1953 Rik Seghers (Ros Beyaert)
1953 - 1954 Jaak Van Passel (Sinjoria)
1954 - 1955 Jaak Van Passel (Sinjoria)
1955 - 1956 Jan Flamey (Meense Club)
1956 - 1957 Werner Engels (Sinjoria)
1957 - 1958 Jos Mees (Rupelgalm)
1958 - 1959 Piet Custers (Katholiek Studentencorps (KSC))
1959 - 1960 Wilfried Martens (Meetjesland)
1960 - 1961 Luk Delanghe
1961 - 1962 Luk Delanghe
1962 - 1963 Herman Pelgroms
1963 - 1964 Tony Dieusart
1964 - 1965 Gaby Vandrommen (Mandel Club)
1965 - 1966 Tom Swartelé (Hesbania)
1966 - 1967 Herwig Langohr ( Nam ontslag in het begin van het academiejaar.)
Paul Goossens
1967 - 1968 Paul Goossens ( Nam ontslag in het begin van het academiejaar.)
Jef Dauwe (RosBeyaert, Payottenland
1968 - 1969 Guido Ghekiere (Katholiek Studentencorps (KSC))
1969 - 1970 Guido Ghekiere (Katholiek Studentencorps (KSC), Afgezet op 27 januari 1970 en vervangen door het quadriviraat Paul Stulens, Bart Demey, Fernand Huts en Ludwig van Herbrugge. Ghekiere beschouwde zichzelf de rest van het jaar nog als KVHV-praeses.)
1970 - 1971 Pol Stulens
1971 - 1972 Fernand Huts
1972 - 1973 Jan Coch
1973 - 1974 Herman D'Espallier
1974 - 1975 Luc Ghesquière (Meense Club, Fanfare)
1975 - 1976 Jo Roelants
1976 - 1977 Jan Dederen
1977 - 1978 Ludo Vanoppen
1978 - 1979 Ludo Vanoppen
1979 - 1980 Jo Celis
1980 - 1981 Erik Nobels (Mechlinia-Reynaert, Geelse Club)
1981 - 1982 Erik Nobels (Mechlinia-Reynaert, Geelse Club)
1982 - 1983 Mark Vanvaeck
1983 - 1984 Luk Collet
1984 - 1985 Filip Martens (Katholiek Studentencorps (KSC))
1985 - 1986 Filip Martens (Katholiek Studentencorps (KSC))
1986 - 1987 Walter Vits (Ons Hageland)
1987 - 1988 Luc Vanlouwe (Westland)
1988 - 1989 Steven Vandeput
1989 - 1990 Johan Bruyninckx (Ons Hageland, Noord-Brabant, Lovania)
1990 - 1991 Wim Vander Donckt
1991 - 1992 Koen Kennis
1992 - 1993 Koen Lenssens
1993 - 1994 Janklaas Gillis (Ons Hageland, Fanfare)
1994 - 1995 Janklaas Gillis (Ons Hageland, Fanfare)
1995 - 1996 Joris Fonteyn
1996 - 1997 Hans Michiels (Ros Beyaert, Fanfare)
1997 - 1998 Frederik Pieters (Sinjoria)
1998 - 1999 Vic Mortelmans
1999 - 2000 Tom Peeters (Ons Hageland, Endivia; Nam ontslag in het begin van het academiejaar.)
Karolien Baeyens (Endivia); Statutair interim-praeses tot aan de aanduiding van Jochen Van Aalst.
Jochen Van Aalst
2000 - 2001 Jochen Van Aalst (Werd als lolkandidaat per ongeluk verkozen. Hij trad onmiddellijk af en er volgende een herverkiezing.)
Frederik Tirez
2001 - 2002 Filip De Cauwer (Endivia)
2002 - 2003 Koen Bosquet (Katholiek Studentencorps (KSC))
2003 - 2004 Thomas Beelen
2004 - 2005 Wim Vermeulen
2005 - 2006 Roeland Goorts (Ons Hageland)
2006 - 2007 Bram Hermans (Sinjoria)
2007 - 2008 Bram Hermans (Sinjoria)
2008 - 2009 Maarten De Troyer (Ons Hageland)
2009 - 2010 Maarten De Troyer (Ons Hageland)
2010 - 2011 Hans Pieters (Hesbania)
2011 - 2012 Jeroen Van Dyck (Ons Hageland)
2012 - 2013 Mathias Supply (Ons Hageland)
2013 - 2014 Bart Verhaegen
2014 - 2015 Olivier Persyn (Lovania, Geelse Club)
2015 - 2016 Torben Gering
2016 - 2017 Jomi Verwimp (Geelse Club; Trad af op 20 februari 2017.)
Olivier Persyn (Lovania, Geelse Club; Statutair interim-praeses, bevestigd op 27 februari 2017.)
2017 - 2018 Maxime Goris
2018 - 2019 Athur Heymans (Ons Hageland)
2019 - 2020 Brecht Crabbe (Fanfare)
2020 - 2021 Brecht Crabbe (Fanfare)
2021 - 2022 Sam Stenuit v/o Strijder
2022 - 2023 Steven Van Malderen v/o Zucht


Bronnen

  • Huys, Jan & Stefan Van de Weyer, De studentikoze erfenis van Rodenbach, Acco Drukkerij, Belgium, Leuven, 2006.
  • KVHV Leuven, Studentencodex, Belgium, Leuven, 1959.
  • KVHV Leuven, Studentencodex, Belgium, Leuven, 2007.
  • KVHV Leuven, Studentencodex, Belgium, Leuven, 2015.